10 vuistregels voor wie met beschermingsmiddelen werkt
1. Kast - Bewaar gewasbeschermingsmiddelen in een aparte kast. Zorg dat de kast op slot kan en ruim hem regelmatig op.
2. Gebruiksaanwijzing - Lees voor je begint de gebruiksvoorschriften en de gebruiksaanwijzing op het etiket.
3. Bescherming - Draag handschoenen, een spuitoverall, laarzen en een volgelaatsmasker.
4. Ventielen - Controleer de in- en uitlaatventielen voordat je je volgelaatsmasker gebruikt. Controleer na afloop opnieuw.
5. Baardstoppels - Bij baardstoppels van twee dagen sluit het masker niet goed aan. Dus: altijd vooraf scheren.
6. Spuit - Controleer regelmatig de afstelling en de staat van de spuit. Werkt hij nog goed? Zo niet: pak een nieuwe.
7. Collega’s - Spuit niet als je collega’s in de buurt werken.
8. Waarschuwingsbord - Plaats een waarschuwingsbord voor je collega’s die in het gewas werken. Zet hierop: 1) het tijdstip waarop je gaat spuiten 2) het middel dat je spuit 3) wanneer je collega’s weer veilig in het gewas kunnen werken.
9. Schoonmaken - Spoel je masker (niet het filter!), je overall, laarzen en handschoenen af met lauw water en zeep. Ga daarna onder de douche.
10. Drogen - laat persoonlijke beschermingsmiddelen na gebruik goed drogen. Berg ze op in een aparte kast. Nooit op de plek waar je ook de gewasbeschermingsmiddelen bewaart.